Niederländisch Deutsch

Niederländisch-Deutsch Übersetzung für "arm"

"arm" Deutsch Übersetzung

„arm“: bijvoeglijk naamwoord

arm

bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj

Übersicht aller Übersetzungen

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

arm, beklagenswert, unfruchtbar, mager

arm
arm

arm
ook | aucha. beklagenswert
arm figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

arm figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
unfruchtbar, mager Boden
arm

arm

„arm“: zelfstandig naamwoord

arm

zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

Übersicht aller Übersetzungen

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

Armmannelijk | Maskulinum, männlich m
arm

arm

Beispiele

een bruine arm bij iemand halen populair | populär, salopppop

jemandem in den Hintern kriechen populair | populär, salopppop

een bruine arm bij iemand halen populair | populär, salopppop
iemand in de arm nemen

jemanden zurate ziehen

jemandes Hilfe in Anspruch nehmen

iemand in de arm nemen
iemand onder de arm nemen ook | aucha. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

jemandem unter die Arme greifenook | auch a. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

iemand onder de arm nemen ook | aucha. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

Beispielsätze für "arm"

met zijn ziel onder de arm lopen

sich (ganz) verloren fühlen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

met zijn ziel onder de arm lopen

een arm in het lid zetten

einen Arm (wieder) einrenken

een arm in het lid zetten

Sagen Sie uns Ihre Meinung!

Wie gefällt Ihnen das Online Wörterbuch?

Vielen Dank für Ihre Bewertung!

Vielen Dank für Ihr Feedback!