„heraus“ heraus [-ˈʀaʊs] Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) eruit, naar buiten, uit eruit, naar buiten, uit heraus heraus Beispiele von innen heraus van binnen uit von innen heraus ausetwas | iets etwas heraus van iets uit ausetwas | iets etwas heraus heraus mit (Dativ | datief, 3e naamvaldat)…! voor de dag met …! heraus mit (Dativ | datief, 3e naamvaldat)…! heraus damit! voor de dag ermee! heraus damit! heraus sein vaststaan, bekend zijn heraus sein heraus sein Buch uit(gekomen) zijn heraus sein Buch fein heraus sein goed af zijn fein heraus sein aus einer Sache heraus sein figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig van iets af zijn, door iets heen zijn figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig aus einer Sache heraus sein figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen