schuld

"schuld" Deutsch Übersetzung

„schuld“: zelfstandig naamwoord

[sxɵlt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

Beispiele

uitstaande schuld

Außenständemannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl

uitstaande schuld
schuldenmeervoud | Plural pl maken

ook | aucha. sich verschulden

schuldenmeervoud | Plural pl maken
de schuldenmeervoud | Plural pl saneren

umschulden

de schuldenmeervoud | Plural pl saneren
schuld hebben aan iets

an einer Sache Schuld haben (of | oderod schuld sein)

schuld hebben aan iets
buiten mijn schuld

ohne meine Schuld

buiten mijn schuld
door schuld juridisch | RechtswesenJUR

fahrlässig

door schuld juridisch | RechtswesenJUR
in de schulden zitten

in Schulden stecken

in de schulden zitten
vrij van schulden

schuldenfrei

vrij van schulden

Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen

belofte maakt schuld

Versprechenonzijdig meervoud | Neutrum Plural npl soll man halten

belofte maakt schuld

uitstaande schuld

Außenständemannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl

uitstaande schuld

dood door schuld

fahrlässige Tötungvrouwelijk | Femininum, weiblich f

dood door schuld