bij

"bij" Deutsch Übersetzung

„bij“: zelfstandig naamwoord

[bɛĭ]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

voorzetsel | Präposition, Verhältniswort präp

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

bei (datief, 3e naamval | Dativdat)
bij

zu (datief, 3e naamval | Dativdat)
bij

bij
an (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk,datief, 3e naamval | Dativ dat)
bij

bij

Beispiele

bij het station

am Bahnhof

bij het station
bij dezen

hiermit

bij dezen
bij duizenden

zu Tausenden

bij duizenden
iets voor bij de koffie

iets | etwasetwas zum Kaffee

iets voor bij de koffie
bij het gewicht verkopen

nach Gewicht verkaufen

bij het gewicht verkopen
om en bij de 10

etwa 10

om en bij de 10
daar kan hij niet bij

er kommt nicht heran

daar kan hij niet bij
daar kan hij niet bij figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

das ist ihm zu hoch figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

daar kan hij niet bij figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
er ook bij zijn

mit dabei sein

er ook bij zijn
er met zijn gedachten niet bij zijn

mit seinen Gedanken woanders sein

er met zijn gedachten niet bij zijn
ik ben nog niet bij

ich komme nicht ganz mit

ik ben nog niet bij
hij is weer bij

er ist wieder bei Bewusstsein

hij is weer bij
hij is goed bij omgangstaal | umgangssprachlichumg

er hat Köpfchen omgangstaal | umgangssprachlichumg

hij is goed bij omgangstaal | umgangssprachlichumg
hij is niet goed bij (zijn verstand) omgangstaal | umgangssprachlichumg

er hat nicht alle Tassen im Schrank omgangstaal | umgangssprachlichumg

hij is niet goed bij (zijn verstand) omgangstaal | umgangssprachlichumg