pijn

"pijn" Deutsch Übersetzung

„pijn“: zelfstandig naamwoord

[pɛĭn]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

Beispiele

pijn doen

wehtun (datief, 3e naamval | Dativdat)

schmerzen

pijn doen
pijn hebben (of | oderod lijden)

Schmerzenmeervoud | Plural pl haben

pijn hebben (of | oderod lijden)
van (de) pijn

vor Schmerzen

van (de) pijn
met (veel) pijn en moeite figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

mit Ach und Krach, mit Mühe und Not figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

met (veel) pijn en moeite figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen

[pɛĭn]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst, pijnboom

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

kreperen van de pijn

vor Schmerzen krepieren

kreperen van de pijn

pijn in de keel hebben

Halsschmerzenmannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl haben

pijn in de keel hebben

pijn in de onderrug

Kreuzschmerzenmannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl

pijn in de onderrug

zeurende pijn

bohrender Schmerzmannelijk | Maskulinum, männlich m

zeurende pijn