„lijf“: onzijdig lijf [lɛĭf]onzijdig | Neutrum, sächlich n Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) Leib Leibmannelijk | Maskulinum, männlich m lijven lijf lijf Beispiele weinig (of | oderod niet veel) om het lijf hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig nicht weit her sein mit (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig weinig (of | oderod niet veel) om het lijf hebben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig weinig (of | oderod niet veel) om het lijf hebben wenig (of | oderod nicht viel) zu bedeuten haben weinig (of | oderod niet veel) om het lijf hebben iemand te lijf gaan jemandem zu Leibe rücken iemand te lijf gaan tegen het lijf lopen stoßen auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) tegen het lijf lopen aan den lijve am eigenen Leib(e) aan den lijve in levenden lijve leibhaftig in levenden lijve Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen