„een“: lidwoord een [ən]lidwoord | Artikel art Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) eine ein(e) een een
„een“: telwoord een [eːn]telwoord | Zahlwort num, één Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) ein, eins ein(e), eins een een Beispiele één-nul eins zu null één-nul (het) een en ander einiges, dies und das (het) een en ander een of ander irgendwelch een of ander de een of ander(e) irgendeine(r), irgendwer, irgendjemand de een of ander(e) het een of ander irgend(et)was het een of ander op een na de grootste zweitgrößt op een na de grootste één voor één einer nach dem anderen einzeln één voor één een (dag/uur/…) of (twee) etwa (zwei Tage/Stunden/…) een (dag/uur/…) of (twee) een worden met eins werden mit (datief, 3e naamval | Dativdat) een worden met elke dag is er een jeder Tag zählt elke dag is er een Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen