„ruk“: zelfstandig naamwoord ruk [rɵk]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-ken> Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) Ruck, Zug, Strecke Ruckmannelijk | Maskulinum, männlich m ruk ruk Zugmannelijk | Maskulinum, männlich m ruk ruk Streckevrouwelijk | Femininum, weiblich f ruk omgangstaal | umgangssprachlichumg ruk omgangstaal | umgangssprachlichumg Beispiele in één ruk in einem Zug in één ruk met een ruk ook | aucha. ruckartig met een ruk