akkoord

"akkoord" Deutsch Übersetzung

„akkoord“: onzijdig

[ɑˈkoːrt]onzijdig | Neutrum, sächlich n

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

Einverständnisonzijdig | Neutrum, sächlich n
akkoord

akkoord
Abkommenonzijdig | Neutrum, sächlich n
akkoord

akkoord
Akkordmannelijk | Maskulinum, männlich m
akkoord juridisch | RechtswesenJUR economie | WirtschaftWIRTSCH

Vergleichmannelijk | Maskulinum, männlich m
akkoord juridisch | RechtswesenJUR economie | WirtschaftWIRTSCH

akkoord juridisch | RechtswesenJUR economie | WirtschaftWIRTSCH
Akkordmannelijk | Maskulinum, männlich m
akkoord muziek | MusikMUS

akkoord muziek | MusikMUS

Beispiele

een akkoord komen

eine Vereinbarung (of | oderod ein Übereinkommen) treffen (of | oderod erzielen)

een akkoord komen
een akkoord komen juridisch | RechtswesenJUR economie | WirtschaftWIRTSCH

einen Vergleich schließen

een akkoord komen juridisch | RechtswesenJUR economie | WirtschaftWIRTSCH
het op een akkoordje gooien

sich einigen

het op een akkoordje gooien
het op een akkoordje gooien pejoratief, kleinerend | pejorativ, abwertendpej

sich arrangieren pejoratief, kleinerend | pejorativ, abwertendpej

het op een akkoordje gooien pejoratief, kleinerend | pejorativ, abwertendpej

Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen

[ɑˈkoːrt]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

Beispiele

akkoord gaan (met)

einverstanden sein (mitdatief, 3e naamval | Dativ dat)

akkoord gaan (met)

onderhands akkoordonzijdig | Neutrum, sächlich n

gütlicher Vergleichmannelijk | Maskulinum, männlich m

onderhands akkoordonzijdig | Neutrum, sächlich n