„aankomen“: werkwoord aankomen [ˈ-koːm-]werkwoord | Verb v Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) ankommen, anfassen, eintreffen, berühren, treffen, zunehmen sitzen, sich erholen ankommen, eintreffen aankomen aankomen anfassen, berühren aankomen aankomen treffen, sitzen aankomen aankomen zunehmen dicker werden aankomen aankomen sich erholen Kranke(r) aankomen aankomen Beispiele ik heb het zien aankomen ich habe es kommen sehen ik heb het zien aankomen nergens aankomen! nicht berühren! nergens aankomen! achter iemand aankomen hinter jemandem herkommen achter iemand aankomen dat is hard aangekomen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig das war ein schwerer Schlag figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig dat is hard aangekomen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig daar hoef je bij mij niet mee aan te komen! bleib mir damit vom Leibe!, das verbitte ich mir! daar hoef je bij mij niet mee aan te komen! nu komt het erop aan! ook | aucha. jetzt gilts! nu komt het erop aan! Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen