Deutsch Niederländisch

Deutsch-Niederländisch Übersetzung für "Haar"

"Haar" Niederländisch Übersetzung

„Haar“: Neutrum, sächlich

Haar

Neutrum, sächlich | onzijdig n <-(e)s; -e>

Übersicht aller Übersetzungen

(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)

(het) haar
Haar

Haar

Beispiele

sich die HaarePlural | meervoud pl kämmen

zijn haar (oder | ofod harenPlural | meervoud pl) kammen

sich die HaarePlural | meervoud pl kämmen
kein gutes Haar lassen an (Dativ | datief, 3e naamvaldat)

geen spaan heel laten aan

kein gutes Haar lassen an (Dativ | datief, 3e naamvaldat)
an den Haaren herbeiziehen

er met de haren bij slepen

an den Haaren herbeiziehen
aufs Haar

als twee druppels water

aufs Haar
HaarePlural | meervoud pl auf den Zähnen haben

haar op zijn tanden hebben

HaarePlural | meervoud pl auf den Zähnen haben
sich in den Haaren liegen figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

elkaar in het haar zitten figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

sich in den Haaren liegen figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig
um ein Haar knapp

ternauwernood

um ein Haar knapp
um kein Haar

geen haar (oder | ofod zier)

um kein Haar

Beispiele ausblendenBeispiele anzeigen

Beispielsätze für "Haar"

strähniges Haar

(het) piekhaar

strähniges Haar

(sich) das Haar scheiteln

een scheiding in het haar maken

(sich) das Haar scheiteln

Synonyme für "Haar"

Mähne, Matte (ugs.), Pelz (ugs.), Fell (ugs.), Wolle (ugs.)

© OpenThesaurus.de

Sagen Sie uns Ihre Meinung!

Wie gefällt Ihnen das Online Wörterbuch?

Vielen Dank für Ihre Bewertung!

Vielen Dank für Ihr Feedback!