„vijf“: telwoord vijf [v̊ɛĭf]telwoord | Zahlwort num Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) fünf fünf vijf vijf Beispiele geef me de vijf! omgangstaal | umgangssprachlichumg reich mir die Hand! omgangstaal | umgangssprachlichumg geef me de vijf! omgangstaal | umgangssprachlichumg ze niet alle vijf (bij elkaar) hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg nicht alle Tassenmeervoud | Plural pl im Schrank haben omgangstaal | umgangssprachlichumg ze niet alle vijf (bij elkaar) hebben omgangstaal | umgangssprachlichumg „vijf“: zelfstandig naamwoord vijf [v̊ɛĭf]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) Fünf Fünfvrouwelijk | Femininum, weiblich f vijven vijf vijf Beispiele met (of | oderod na) veel vijven en zessen omgangstaal | umgangssprachlichumg nach langem Hin und Her omgangstaal | umgangssprachlichumg met (of | oderod na) veel vijven en zessen omgangstaal | umgangssprachlichumg