„zaligheid“: zelfstandig naamwoord zaligheid [-xɛĭt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-heden> Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) Seligkeit, Köstlichkeit, Wonne Seligkeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f zaligheid zaligheid Köstlichkeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f zaligheid zaligheid Wonnevrouwelijk | Femininum, weiblich f zaligheid zaligheid Beispiele iemand zijn zaligheid geven Vlaams | flämischfläm jemandem den Kopf waschen iemand zijn zaligheid geven Vlaams | flämischfläm