Wörter auf Niederländisch, die mit B beginnen
- b ... baden
- badgast ... bakken
- bakker ... ban
- banaal ... barbaar
- barbaars ... bassin
- bast ... bedaren
- bedauwd ... bedonderd
- bedonderen ... bedroeven
- bedroevend ... beestenbende
- beestenwagen ... begrijpelijk
- begrijpelijkheid ... behoorlijk
- behoren ... bekerwedstrijd
- bekerwinnaar ... bekrompen
- bekronen ... belastingvrij
- belastingvrijstelling ... beller
- belletje ... benedenhuis
- benedenloop ... bepleiter
- bepleitster ... bergingsmaatschappij
- bergketen ... beroepsopleiding
- beroepsrenner ... beschoeien
- beschonken ... besodemieterd
- besogne ... bestelwagen
- bestemmeling ... betaaltelevisie
- betalen ... betrouwbaar
- betrouwbaarheid ... bevelhebbend
- bevelhebber ... bevrijdingsdag
- bevrijdster ... bewindsvrouw
- bewindvoerder ... bezinning
- bezit ... bibliothecaresse
- bibliothecaris ... bijbetekenis
- bijbetrekking ... bijkopen
- bijl ... bijval
- bijvallen ... bindweefsel
- bingo ... binnenwaarts
- binnenwater ... blaag
- blaam ... blessure
- blessuretijd ... bloedafname
- bloedarmoede ... bloemenmand
- bloemenstalletje ... bluffen
- bluffer ... boekbinderij
- boekdeel ... boerenmeisjes
- boerenomelet ... bolhoed
- Bolivia ... bontjas
- bontwerker ... bordeauxrood
- bordeel ... boswachter
- boswachterij ... bouwmaatschappij
- bouwmarkt ... boventallig
- boventoon ... brandewijn
- brandgang ... breekbaar
- breekijzer ... Brit
- brits ... bronnenstudie
- brons ... bruineren
- bruingebrand ... buikpijn
- buikriem ... buitenwaarts
- buitenwacht ... burgerij
- burgerkleding ... bètavakken