„zweem“: zelfstandig naamwoord zweemzelfstandig naamwoord | Substantiv subst, zweempje <-s>onzijdig | Neutrum, sächlich n Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) Anflug, Anstrich, Hauch, Spur, Schimmer Anflugmannelijk | Maskulinum, männlich m zweem Hauchmannelijk | Maskulinum, männlich m zweem Schimmermannelijk | Maskulinum, männlich m zweem zweem Anstrichmannelijk | Maskulinum, männlich m zweem zweem Spurvrouwelijk | Femininum, weiblich f zweem zweem Beispiele geen zweem kein Hauch nicht die geringste Spur geen zweem