jas
[jɑs]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-sen>Übersicht aller Übersetzungen
(Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen)
- Mantelmannelijk | Maskulinum, männlich mjasjas
- Jackevrouwelijk | Femininum, weiblich fjasjas
- Jackettonzijdig | Neutrum, sächlich njasjas
Beispiele
- geklede jasGehrockmannelijk | Maskulinum, männlich m
- iemand aan zijn jas(je) trekken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfigjemanden ansprechen (aufaccusatief, 4e naamval | Akkusativ akk) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig