„inrijden“: transitives Verb inrijden [ˈ-rɛĭ(d)ə(n)]transitives Verb v/t Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) einfahren einfahren inrijden inrijden „inrijden“: intransitief/onovergankelijk werkwoord inrijden [ˈ-rɛĭ(d)ə(n)]intransitief/onovergankelijk werkwoord | intransitives Verb v/i <zijn hulpwerkwoord zijn | Hilfsverbzn> Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) hineinfahren, hineinreiten (hin)einfahren inrijden inrijden (hin)einreiten inrijden inrijden Beispiele inrijden op auffahren auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) inrijden op niet inrijden! Einfahrt verboten! niet inrijden!