„dagelijks“: bijvoeglijk naamwoord dagelijks [ˈdaːɣ̊ələks]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Übersicht aller Übersetzungen (Für mehr Details die Übersetzung anklicken/antippen) täglich täglich dagelijks dagelijks Beispiele dagelijks levenonzijdig | Neutrum, sächlich n Alltagmannelijk | Maskulinum, männlich m dagelijks levenonzijdig | Neutrum, sächlich n dagelijkse pot Hausmannskostvrouwelijk | Femininum, weiblich f dagelijkse pot